Wanneer de woning van een overledene wordt geërfd, moet de nieuwe eigenaar successierechten betalen en als hij niet goed weet hoe dat in zijn werk gaat, kan deze onwetendheid leiden tot extra kosten voor de erfgenaam van het onroerend goed.
Dit gebeurde enkele dagen geleden met twee personen die twee appartementen van hun oom erfden. De erfenis omvatte deze woningen en andere goederen, maar één ervan stond leeg.
Van een waarde van 700 euro… naar 18.423
Bij het indienen van de aangifte van de successierechten bij de Comunitat hebben de twee erfgenamen verklaard dat de totale waarde van de inboedel van de twee woningen 700 euro bedroeg, waarbij zij aangaven dat een van de woningen geen onroerend goed had.
Tot i això, l’Impost ha pujat considerablement després de passar per l’administració madrilenya: 18.423 euros.
Es va aplicar el 3% del valor dels habitatges com a aixovar domèstic
Hoewel een van de twee woningen leeg stond, oordeelde de administratie van de Comunitat dat, volgens de criteria van de wet, 3% van de waarde van de twee woningen als huishoudelijke uitgaven moest worden toegepast (het meubilair), waardoor de successierechten stegen tot 18.423 euro.
Bij ontvangst van de kennisgeving dienden de erfgenamen een bezwaarschrift in bij de Gemeenschap, met het argument dat de berekening onjuist was, aangezien alleen de inboedel van de woning moest worden meegerekend, aangezien deze was ingericht (omdat de andere leeg stond). Desondanks was het antwoord opnieuw negatief, waarop zij besloten naar de rechter te stappen.
De erfgenamen stellen dat de wet bepaalt dat de inboedel alleen van toepassing is op de gebruikelijke woning, en niet op al deze goederen, zoals de geërfde appartementen.
Aanvankelijk hebben de Direcció General de Tributs en het Tribunal Económico-Administrativo Regional (TEAR) hen geen gelijk gegeven. Desondanks heeft uiteindelijk het Hooggerechtshof, in overeenstemming met de doctrine van het Hooggerechtshof (STS 342/2020), bepaald dat “de inboedel alleen de roerende goederen omvat die bestemd zijn voor de gebruikelijke woning van de overledene, en niet alle onroerende goederen”.