Gepensioneerden betalen geen onroerendezaakbelasting als hun inkomen onder deze nieuwe drempels ligt

onroerendezaakbelasting

De inkomensdrempels voor vrijstelling van onroerendezaakbelasting zijn begin 2025 gewijzigd.

32 miljoen mensen zijn hieraan onderworpen. De onroerendezaakbelasting is verplicht en vormt een aanzienlijke kostenpost voor veel huishoudens. Onder de mensen die deze lokale belasting moeten betalen, bevinden zich veel gepensioneerden die weliswaar eigenaar zijn van hun woning, maar vaak een bescheiden inkomen hebben, waardoor het soms moeilijk is om deze belasting te betalen.

Bovendien is de onroerendezaakbelasting de afgelopen jaren bijzonder gestegen als gevolg van opeenvolgende verhogingen. In 2023 is de onroerendezaakbelasting met 7,1% verhoogd, gevolgd door een stijging van 3,9% in 2024. Voor 2025 staat alweer een verhoging van 1,3% op het programma. Deze verhogingen zijn echter slechts minimumdrempels die door de staat worden opgelegd, aangezien elke gemeente die onroerende voorheffing heft, vrij is om elk jaar een extra verhoging toe te passen. Zo is het gemiddelde bedrag van de onroerende voorheffing gestegen van 1.034 euro in 2023 tot 1.074 euro in 2024, om in 2025 1.092 euro te bereiken.

Dit jaar geldt de onroerendezaakbelasting voor iedereen die op 1 januari ten minste één onroerend goed bezat. Het maakt niet uit of het gaat om een huis, een appartement, een stuk grond of een bedrijfsruimte. Het maakt ook niet uit of deze onroerende goederen sinds het begin van het jaar zijn verkocht. Sommige belastingplichtigen kunnen echter in aanmerking komen voor een vermindering van deze lokale belasting. Anderen kunnen zelfs volledig worden vrijgesteld. Hiervoor moeten de personen die onroerende voorheffing verschuldigd zijn, aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn echter gedeeltelijk gewijzigd in 2025. Dit heeft met name gevolgen voor gepensioneerden.

Eigenaren tussen 65 en 75 jaar kunnen namelijk in aanmerking komen voor een korting van 100 euro op hun onroerendezaakbelasting, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Om van deze lichte verlaging van de onroerendezaakbelasting te kunnen profiteren, moeten zij de woning als hoofdverblijfplaats gebruiken. Voor gehuwde of geregistreerde partners hoeft slechts één van de partners aan de leeftijdsvoorwaarde te voldoen. Ten slotte moeten eigenaren ook een referentie-inkomen hebben dat onder een bepaalde drempel ligt. Om in 2025 in aanmerking te komen, mag hun referentie-inkomen niet hoger zijn dan 12.704 euro voor het eerste deel, vermeerderd met 3.393 euro voor elk extra halve deel. Voor een gepensioneerd echtpaar dat twee fiscale delen vertegenwoordigt, bedraagt het maximum dus 19.490 euro. Deze onlangs herzien maximumbedragen zijn dezelfde als die welke gelden voor de vermindering van 100 euro. Ouderen ouder dan 75 jaar kunnen overigens volledig worden vrijgesteld van onroerende voorheffing op hun hoofdverblijfplaats.

Ten slotte kunnen ook ontvangers van de solidariteitstoelage voor ouderen (Aspa) of de aanvullende invaliditeitstoelage (ASI) worden vrijgesteld van onroerendezaakbelasting, zonder dat zij aan inkomensvoorwaarden hoeven te voldoen. Het is belangrijk op te merken dat deze vrijstelling niet geldt voor de afvalstoffenheffing (TEOM), die ook bij vrijstelling van onroerendezaakbelasting verschuldigd blijft.